Carpaal Tunnel Syndroom (CTS)

Deze content is medisch beoordeeld door orthopedisch chirurg Drs. J.I. de Jong. Jan Ide is reeds 35 jaar orthopeed en werkt bij de OPC Kliniek.

Als uw hand u in de steek laat

Een tintelend, prikkelend en doof gevoel in de vingers en handpalm. Uitstralende pijn naar de onderarm, elleboog en schouder. Krachtverlies in de hand, waardoor u zomaar dingen uit uw hand laat glijden. Wat is toch de reden waarom uw hand het af laat weten? Dit zijn de typische symptomen van het Carpaal Tunnel Syndroom, ook wel kortweg CTS genoemd. Bij deze aandoening gaat het om beknelling van de middenhandszenuw in de pols. De klachten treden vooral op bij mannen en vrouwen tussen de 40 en 60 jaar. Zwangere vrouwen, reumatoïde artritispatiënten en mensen met overgewicht hebben een verhoogd risico op het Carpaal Tunnel Syndroom. Deze aandoening kan zich soms ook aan beide handen tegelijk voordoen. Heel soms is het een late complicatie van een trauma zoals een gebroken pols.

↳Inhoudsopgave

Wat is de Carpale Tunnel?
En wat is het Carpaal Tunnel Syndroom?
Wat is de oorzaak van het Carpaal Tunnel Syndroom?
Hoe wordt de diagnose Carpaal Tunnel Syndroom gesteld?
Hoe wordt het Carpaal Tunnel Syndroom behandeld?

Wat is de Carpale Tunnel?

De Carpale Tunnel is een smalle doorgang waardoor zenuwen en pezen vanuit de onderarm naar de hand lopen. Drie wanden van de tunnel worden gevormd door een paar middenhandsbeentjes. Het dak van de tunnel wordt gevormd door een stevige bindweefselplaat. Door deze tunnel lopen één zenuw en negen buigpezen. De buigpezen – die omgeven zijn met een vlies – zijn de uitlopers van de spieren die zich in de onderarm bevinden. Zij maken het mogelijk om bewegingen met uw pols en vingers te maken. De middenhandszenuw is verantwoordelijk voor het gevoel en de tastzin van drie vingers: de duim, wijsvinger en middelvinger.

En wat is het Carpaal Tunnel Syndroom?

De vliezen die om de pezen heen liggen kunnen door diverse oorzaken gaan opzwellen. Daardoor wordt de ruimte in de toch al nauwe tunnel krapper en krapper. Dit heeft als gevolg, dat de zenuw bekneld raakt en er een tintelend, prikkelend en doof gevoel in de hand ontstaat. Deze symptomen lijken nog het meest op het gevoel van een slapend been. Dat ontstaat wanneer u te lang met uw benen over elkaar gezeten heeft, waardoor de zenuw in de knieholte wordt afgeklemd. De tintelingen en prikkelingen verdwijnen weer snel op het moment dat u uw benen van elkaar haalt en wat beweegt. Bij het Carpaal Tunnel Syndroom bent u helaas niet in staat om de druk van de zenuw af te halen. U kunt dus zelf geen invloed uitoefenen op het verminderen van dat vervelende gevoel in uw handpalm en vingers.

Wat is de oorzaak van het Carpaal Tunnel Syndroom?

Het CTS is één van de meest voorkomende zenuwbeklemmingen. Een onderzoek in de omgeving van Maastricht heeft aangetoond, dat negen op de tien vrouwen last hadden van deze aandoening.

In de meeste gevallen is niet bekend waardoor het CTS wordt veroorzaakt. Wel zijn er een aantal factoren die een rol kunnen spelen bij het opzwellen van de vliezen om de buigpezen in de Carpale Tunnel. Omdat deze aandoening vaker voorkomt bij vrouwen die zwanger of in de overgang zijn, wordt vermoed dat hormonale veranderingen verantwoordelijk zijn voor deze zwellingen. Maar ook een langzaam werkende schildklier en overproductie van groeihormonen worden in verband gebracht met het CTS. Door een polsbreuk kunnen de middenhandsbeentjes verschuiven, waardoor de tunnel te krap wordt. Ook kunnen de zwellingen in de carpale tunnel ontstaan door ontstekingen bij reumatoïde artritis of door repeterende bewegingen met de pols. Deze aandoening komt tevens vaker voor bij mensen die diabetes mellitus (suikerziekte) hebben.

Hoe wordt de diagnose Carpaal Tunnel Syndroom gesteld?

Het advies is om uw huisarts een zo gedetailleerd mogelijke beschrijving van uw klachtenpatroon te geven. Deze symptomen kunnen immers ook optreden bij een beknelling van de zenuw ter hoogte van de halswervelkolom, bij een nekhernia en bij artrose aan de nek. Er zal een uitgebreid lichamelijk onderzoek volgen om deze mogelijke oorzaken uit te kunnen sluiten. Voor de bevestiging van de diagnose zal uw huisarts een zenuwgeleidingsonderzoek (EMG) aanvragen. Met behulp van kleine stroomstootjes wordt eventuele vertraging van de zenuwgeleiding in de Carpale Tunnel gemeten. Soms kan een echo gemaakt worden om een beknelling van de zenuw aan te tonen.

Hoe wordt het Carpaal Tunnel Syndroom behandeld?

Als u niet teveel hinder ondervindt van het Carpaal Tunnel Syndroom, zal de arts liever wachten met een behandeling. In 25 procent van de gevallen verdwijnen de klachten binnen een jaar weer vanzelf, zoals bij een zwangerschap. U kunt proberen uw klachten te verlichten door regelmatig uw handen te bewegen zonder deze te belasten. De polsen buigen en strekken, vuist maken, vingers strekken en spreiden en met de handen wapperen kunnen ook (tijdelijk) het vervelende gevoel in uw handen verminderen.

Bij de helft van de patiënten nemen de klachten niet af. Dan kan een spalkje van kunststof worden aangemeten of een injectie in de tunnel worden gegeven met corticosteroïden. Bij een kwart van de mensen nemen de klachten toch nog toe. Dan kan door middel van een operatie onder lokale verdoving de ruimte in de carpale tunnel vergroot worden door het dak van de tunnel – de bindweefselplaat – simpelweg te klieven. Daardoor komt de beknelde zenuw weer vrij te liggen. Een ingreep met doorgaans een zeer goed resultaat.

Deel dit bericht

Stuur door via e-mail Print pagina

Gratis boekje "Bewegen zonder pijn"

Download nu gratis het boekje ‘Bewegen zonder pijn’ t.w.v. € 4,95.

Download gratis

Heeft u vragen? Wij helpen u graag.
Neem contact op.

Beoordeling van dit artikel:
Eugene Matthijssen

Geschreven door Eugène Mathijssen

Hoofdredacteur van Bewegen zonder Pijn. Gezondheidsjournalist en auteur van diverse gezondheidsboeken. Zijn belangstelling gaat vooral uit naar alternatieve behandelingsmogelijkheden en andere natuurlijke kruiden en substanties met geneeskrachtige eigenschappen.
Neem contact op Eugène Mathijssen